De energiebron in sterren is kernfusie in de centrale kern. Hier
zijn de dichtheden en temperaturen zo hoog dat waterstofatomen kunnen fuseren
tot He atomen. De onderlinge afstand tussen individuele atomen is zo klein
geworden dat de afstotende electrostatische krachten overwonnen worden
door de op hele kleine afstand heel sterke kernkrachten waardoor de waterstofatomen
samensmelten tot heliumatomen. Bij deze kernfusie komt energie vrij.
Het volgende diagram geeft twee verschillende reactie-ketens weer: de proton-proton cyclus (figuur 2) en de CNO cyclus (figuur 3). In het laatste geval wordt koolstof (C) als katalysator gebruikt. In beide gevallen komt er energie vij in de vorm van straling en hoog energetische deeltjes zoals neutrino's en positronen. Dit is de energie die uiteindelijk de lichtkracht van een ster bepaald.
Of de p-p cyclus, dan wel de CNO cyclus domineert wordt bepaald door
de temperatuur zoals aangegeven in figuur 1. Het omslagunt ligt bij ongeveer
2 x 107 K.
Figuur 1: energie productie als functie van temperatuur voor
de pp reactie en de CNO cyclus
Figuur 2: De proton-proton cyclus
De complete reactie is te schrijven als:
waarbij een
positron, een
neutrino en
een foton voorstelt.
De totale energie per reactie wordt voornamelijk weggedragen door de
neutrino's en de fotonen en levert 26.7 MeV (4.3 x 10-12 J)
op.
Dit komt precies overeen met het verschil im massa tussen 4 H atomen
en 1 He atoom: 4 x 1.0078 - 4.0026 = 0.0286 maal de massa van een waterstofatoom
(1.66 x 10-27 kg). Via E = mc2 volgt dan de energie.
Figuur 3: de CNO cyclus
Hier betekent b.v. dat een proton wordt ingevangen en een alpha deeltje (een He-kern) wordt uitgezonden. Verder staat voor -verval (spontaan uitzenden van een positron omdat de kern instabiel is, b.v. 15O).
De aanwezige koolstof is een katalysator: we beginnen linksboven met
12C
en komen (rechtsomgaande) weer bij 12C terug oner de afgifte
van een He-kern (-deeltje).